• Schepsel

    Vier uur in de ochtend. De wereld buiten is koel, vochtig en duister. Uitgestorven.
    Stil.
    Alleen hier ben je enigszins thuis. Een klein uur, misschien, tot al het andere zijn bestaan aankondigt.

    Terwijl jij zit, met een breiwerk, een boek of helemaal niets is de prachtige oude dame druk en luidruchtig. Ze eist dat je haar de wereld aan de andere kant van de voordeur geeft. Dan rent ze rond in de tuin om indringers te verjagen die er nooit meer zijn; haar dominantie is lang geleden al vastgesteld. Komt ze naar binnen om haar eten te controleren, jou te controleren, de krabpaal te controleren om meteen weer naar buiten te rennen. En naar binnen. En naar buiten. En naar binnen… Wat haar lenige lijfje nog aan energie voortbrengt op deze leeftijd bestaat vooral hier en nu. En als ze klaar is komt ze naar je toe, klimt voorzichtig op de leuning van je stoel, duwt haar koele vacht tegen jouw warme arm, rechtop zittend, klaarwakker, luid spinnen.
    Het gelukkigste schepsel.

  • Deeltjes

    ‘Het begint hier’ besluiten we.

    Aldus geschiedde.

    Nooit nieuw; de lei schijnt schoon omdat we de laatste krijtstrepen hebben weggeveegd. Deeltjes op de stofdoek, deeltjes in de lucht. Wat was, is nog. Overal, altijd.

    ‘Je ben teruggekeerd’ mompelt de wereld bedachtzaam terwijl ze genadeloos verder draait.
    ‘Dus wees
    hier.

    Opnieuw.’